De Wet herziening kinderalimentatie: eenvoudig en eerlijk?

‘Het wordt eenvoudig en eerlijk.’ Met deze woorden lanceerde Ard van der Steur (VVD) op 17 februari 2015 het Wetsvoorstel herziening kinderalimentatie, dat hij samen met Jeroen Recourt (PvdA) bij de Tweede Kamer indiende.

In eerste instantie klinkt dit fantastisch. ‘Eenvoudig en eerlijk’, daar kan toch niemand tegen zijn? Zeker niet nu er sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Kindregelingen op 1 januari 2015 enorm veel gedoe is over de kinderalimentatie. Advocaten weten niet hoe zij hun cliënten moeten adviseren, nu zelfs de rechtbank de gevolgen van het advies van de Expertgroep Alimentatienormen als maatschappelijk onaanvaardbaar kenschetst.

De vraag die wel meteen opkomt is: voor wie wordt het nu eigenlijk eenvoudig en eerlijk? Dat het wellicht eenvoudiger wordt voor de rechterlijke macht wil ik best geloven. De indieners staan namelijk een systeem voor waarbij ‘slechts in uitzonderlijke gevallen een wijzigingsprocedure mogelijk is.’ Maar of het nieuwe rekensysteem nu eerlijk wordt (waarmee bovendien gesuggereerd wordt dat het oude systeem dat niet is) waag ik echt te betwijfelen.

Want voor wie is het eerlijk dat de behoefte van het kind slechts eenmaal wordt vastgesteld? Is het eerlijk voor het kind dat de behoefte niet meer mag worden gewijzigd als het inkomen van een van de ouders fors toeneemt? Nu kan dat nog wel, maar in de nieuwe situatie zal het kind niet meer meeprofiteren van de toename in welvaart van die ouder.

Voor wie is het eerlijk dat nadat de kinderalimentatie is vastgesteld, deze aanspraak niet meer gewijzigd kan worden als er uit nieuwe relaties kinderen worden geboren? In ieder geval absoluut niet voor die nieuwe kinderen. Die zullen het vanaf hun geboorte aanzienlijk slechter hebben dan hun halfbroertjes en -zusjes.

En voor wie is het eerlijk dat bij berekening van kinderalimentatie in principe niet wordt afgeweken van de vaststelling van het alimentatie-inkomen en de forfaitaire tabellen? Niet voor de ouder die geconfronteerd wordt met een forfaitaire woonlast van 33,3 procent terwijl de feitelijke woonlasten aanmerkelijk hoger zijn. Deze situatie doet zich voor wanneer één ouder blijft wonen in de voormalige echtelijke woning in verband met onderwaarde, terwijl de andere ouder is ingetrokken bij een nieuwe partner en dus aanmerkelijk lagere woonlasten heeft. Is het verbod op afwijking van de forfaitaire tabellen eerlijk voor die ouder die als enige de gezamenlijke schulden aan het aflossen is?

De Memorie van Toelichting geeft me geen antwoorden op deze vragen. Dat komt niet doordat de vragen niet belangwekkend genoeg zijn om beantwoord te worden. Nee, dat komt doordat de indieners met dit wetsvoorstel antwoord willen geven op radicaal andere vragen. En daar wringt het wetsvoorstel dus, en wel in de kern.

De aanleiding voor het wetsvoorstel is, zo blijkt uit de Memorie, het feit dat de door de rechter vastgestelde kinderalimentatie vaak niet of niet op tijd wordt betaald. Uit onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam zou blijken dat dit komt doordat niet duidelijk is hoe de alimentatie tot stand komt. De stelling van de indieners op grond van dat onderzoek is dat een overzichtelijke en transparante rekenmethode het draagvlak bij de alimentatieplichtige vergroot, en dus leidt tot een hogere betalingsbereidheid. Het probleem van het aangehaalde HvA-onderzoek is alleen dat dit gedaan is onder een niet-representatieve doelgroep. In het onderzoek is namelijk alleen de mening gepeild van mensen die bekend waren bij het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en dus al problemen hebben met de kinderalimentatie. Het zegt dus niets over de betalingsbereidheid van de gemiddelde Nederlander. Geen onderzoek is gedaan naar die grote groep mensen die wel elke maand netjes de kinderalimentatie voldoet. De onderliggende onderbouwing van het wetsvoorstel is dus - mild uitgedrukt - mager.

Ik denk niet dat de nieuwe wet zal leiden tot een hogere betalingsbereidheid. Ik wil best geloven dat een overzichtelijke en transparante rekenmethode leidt tot een vergroting van draagvlak. Maar ik denk ook dat een systeem dat geen oog heeft voor individuele verschillen, waarbij met de botte bijl een bedrag wordt vastgesteld dat vervolgens nauwelijks meer kan worden gewijzigd, juist leidt tot afkalving van maatschappelijk draagvlak. In elk geval meer dan een systeem waarin er een bijdrage voor de kinderen wordt vastgesteld op basis van de reële situatie van ouders. Het huidige systeem is niet perfect en leidt in de praktijk soms tot conflicten of oneerlijke uitkomsten. Maar het houdt wel rekening met de verschillende situaties die er kunnen bestaan. Dit wetsvoorstel zal juist leiden tot meer conflicten tussen ouders. En de ouder die zich – met recht – tekort gedaan voelt, kan dan nergens meer dat recht halen.

Eenvoudig? Wellicht. Maar eerlijk?

Deze blog is ook gepubliceerd op de Kennisbank van Split-Online.

terugterug

Persoonlijk, Betrokken én Toegewijd. Stel direct een vraag